woensdag 8 april 2009

RESEARCH | MARTHIJN | Méditations métaphysiques

En vandaar kan ik heel goed concluderen, op grond hiervan dat ik met zekerheid besta en dat ik toch niet opmerk dat er iets anders tot mijn natuur of mijn essentie behoort dan dat ik een ding ben dat beweust is, dat mijn essentie hierin alleen bestaat dat ik een ding ben dat bewust is, of een substantie waarvan de hele essentie of natuur slechts bestaat uit bewust zijn. En hoewel ik misschien (of beter gezegd: zeker) een lichaam heb waarmee ik zeer nauw verbonden ben, is het niettemin zeker dat ik, d.w.z. mijn ziel, waardoor ik ben wat ik ben, geheel en naar waarheid onderscheiden is van mijn lichaam, en dat de ziel zonder dat lichaam kan zijn of bestaan, omdat ik enerzijds een helder en apart idee van mezelf heb, zoverre ik slechts een ding ben dat bewust is van het lichaam in zoverre als het slechts een uitgebreid ding is dat niet bewust is.

Bron: Descartes, R. (1641), Méditations métaphysiques, 6e med. p 487-488

Geen opmerkingen:

Een reactie posten