VIII HET MENSELIJK KARAKTER
De mens is in werkelijkheid een wild dier, maar wij kennen hem alleen getemd, wat men ook wel beschaving noemt. De mens is volgens De Gobineau het enige dier dat anderen pijn berokkent met geen ander doel dan dat. Dit maakt de mens zoveel slechter en duivelser dan een gewoon dier. Andere dieren doen het namelijk nooit om iets anders dan hun honger te stillen of in de razernij van het gevecht. In ieders hart schuilt een wild dier, dat zijn kans afwacht om te kunnen razen en tieren, enkel omdat het anderen graag pijn doet. Het pijnigen van anderen is een manier om het eigen lijden proberen te verlichten. Denk bijvoorbeeld aan leedvermaak, wat zich voortdoet waar medelijden op zijn plaatst zou zijn.
De belangrijkste drijfveer zowel in mens als dier is egoïsme; de drang tot leven en welbehagen. Hier komen alle daden uit voort. Egoïsme is van nature grenzeloos: de mens wil koste wat het kost zijn bestaan in stand houden en maximaal genieten. Alles wat in de weg staat, zal als een vijand worden vernietigd. Beleefdheid is dan ook een conventionele en systematische verloochening van ons egoïsme in het dagelijks handelen, omdat men de werkelijkheid te obsceen vindt (maar wel weet). Echter, egoïsme komt telkens toch weer om de hoek kijken, daar we in eerste instantie in iedere mens een mogelijk middel zoeken voor het vervullen van onze doelen.
Ons verworven karakter is niets anders dan een zo volledig mogelijke kennis van onze eigen individualiteit. Na het verwerven van deze kennis, door middel van ervaring, zullen we onze natuurlijke gaven gaan cultiveren en benutten en ons altijd richten op gebieden waar zij van pas komen of zich kunnen bewijzen. Activiteiten waar we weinig aanleg voor hebben zullen we vermijden, daar ons te behoeden iets te ondernemen wat toch niet lukt.
Ondanks de grote verschillen in karakters (vanwege de individualiteit ervan), kan men door één enkele karakteristieke handeling inzicht in dit karakter krijgen. Men zal vaak worden teleurgesteld in zichzelf en anderen wanneer men bepaalde eigenschappen ontdekt, of anders gepresenteerd krijgt dan gedacht. Het karakter is constant en blijft het hele leven hetzelfde. Alleen onder invloed van verschillende levensfases verandert het karakter enigszins qua gerichtheid en thematiek. Pogingen om het karakter te veranderen zijn futiel.
Er bestaat niet zoiets als vrij wil. Elke menselijke handeling heeft namelijk een oorzaak nodig. Alleen in het geval van absoluut toeval is er geen causaal verband; dit betekent echter dat het verstand letterlijk stilstaat, wat praktisch onmogelijk is.
Bron: Schopenhauer, A. (niet aangeleverd). De wereld een hel. Niet aangeleverd: Niet aangeleverd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten